Artsen

Jouw essentiële rol als arts op Spoed

Als arts bent u op spoed een onmisbare schakel in het uitklaren van een niet-pluisgevoel bij een patiëntsituatie met betrekking tot de kinderen of bij het installeren van hulp voor een gezinssysteem. Ook wanneer u enkel de volwassen patiënt ziet.

Weet dat je meewerkt aan de veiligheid en het welzijn van zeer veel kinderen door de Kindreflex uit te voeren! Kinderen die mogelijk, zonder de Kindreflex, pas veel later of helemaal niet geholpen zouden worden. 

Rol spoedarts

  • Als spoedarts ben je de case-manager van de Kindreflex op spoed. Je verzamelt de nodige informatie bij de andere actoren en weegt de informatie af om te komen tot een inschatting van de situatie. De eindverantwoordelijkheid ligt hiervoor bij jou als arts.
  • Je kent een kleur toe aan de situatie en brengt de partners die verder aan de slag moeten met de situatie op de hoogte van de nodige informatie. 
  • Je werkt hiervoor samen met partners binnen en buiten het ziekenhuis. Je kan je hierin laten ondersteunen door de sociale dienst. Je kan ook steeds advies inwinnen bij een gemandateerde voorziening.

 De flowchart in zicht

De flowchart biedt: 

  • duidelijke richtlijnen over wat te doen bij twijfelgevallen wanneer er kinderen betrokken zijn bij een volwassen patiënt op spoed
  • een gestandaardiseerde aanpak 
  • de mogelijkheid om contact te leggen met (andere) professionele hulpverleners 


Het is een goed idee om een afdruk van de flowchart in het personeelslokaal te hangen met de contactgegevens van de verschillende diensten bij de hand. Zo moet er op het moment dat het nodig is, niet gezocht worden naar informatie.

Standaardvragen die je stelt aan de patiënt:

  1. Heb je kinderen/draag je zorg voor kinderen/verwacht je een kind?
  2. Bij wie zijn de kinderen nu?
  3. Welke zorgen heb je rond de kinderen met betrekking tot het probleem waarmee je op spoed bent?
  4. Hoe schat je de impact van dit probleem in op de kinderen?
  5. Heb je al hulp? Zo ja, welke?
    (Het is belangrijk om te peilen of dit ook hulp is rond het welzijn van de kinderen. Zo is bv. een privétherapeut niet noodzakelijk bezig met het welzijn van de kinderen)
  6. Ga je akkoord dat we andere hulpverlening betrekken om hiermee verder aan de slag te gaan?

Deze vragen zijn een gespreksleidraad die ervoor zorgt dat de nodige informatie ingewonnen wordt om een goede inschatting te maken van de situatie.

De vragen hoeven niet in 1 gesprek beantwoord te worden maar kunnen los doorheen de verschillende contacten die er op spoed zijn met de patiënt door artsen en verpleegkundigen of misschien nadien door medewerkers van de sociale dienst. 

Gesprekken rond verontrusting met ouders kunnen soms gespannen verlopen. Hieronder verzamelden we in een een gesprekskaart enkele tips. Wat verder kan er ook een videofragment bekeken worden met een voorbeeld van hoe zo’n gesprek zou kunnen lopen.  

Download de gesprekskaart

Group 22

Gespreksvoorbeeld

Hieronder vind je een videofragment met een voorbeeld hoe een gesprek tussen een arts en een patiënt zou kunnen lopen in het kader van een Kindreflex.

De casus is fictief en wordt gespeeld door acteurs. De patiënte werd door de ambulance binnengebracht op spoed nadat ze met haar wagen in de kant terecht gekomen was. Ze werd naar eigen zeggen achtervolgd door haar partner. 

Hoe kan je op een open en niet-controlerende manier naar de kinderen en het ouderschap vragen?

Let op je houding en houd rekening met volgende tips:

  • Stel open vragen. Dit zijn vragen die beginnen met wie, wat, waar, hoe en wanneer. Gesloten vragen wekken de indruk van een verhoor en kunnen weerstand oproepen.
  • Problematiseer niet. Geef de cliënt niet het gevoel een slechte ouder te zijn, maar spreek de cliënt op een positieve en bekrachtigende manier aan over de kinderen. Ga op zoek naar dingen die goed lopen en geef hier erkenning aan.
  • Stigmatiseer niet. Ga ervan uit dat iedere ouder het beste voor zijn kinderen wil. Ouders voelen vooroordelen aan, wat een nefaste invloed heeft op het verloop van het gesprek.
  • Veroordeel en verwijt niet. Wees mild tegenover je cliënt. Toon interesse en begrip en vel niet te snel een oordeel. Wanneer er problemen zijn, bedenk dan dat deze eerder een gevolg zijn van ‘niet kunnen’ in plaats van ‘niet willen’.
  • Controleer niet. Zorg ervoor dat het gesprek niet op een ondervraging over de opvoedcapaciteiten lijkt.
  • Wees transparant. Leg ouders uit dat het niet de bedoeling is om de informatie verkregen tijdens het gesprek door te spelen aan derden. Wanneer een verwijzing naar een andere instantie nodig blijkt, wees hierover dan eerlijk tegen de ouders en ondersteun hen hierin.
  • Wees oprecht geïnteresseerd. Toon interesse – niet enkel in het welzijn van de kinderen maar ook in hoe de cliënt het ouderschap ervaart.